Driek Pakaon

Uit Oetelpedia
Ga naar: navigatie, zoeken
De Oeteldonkse veldwachter, Driek Pakaon

Sinds de oprichting van de Oeteldonksche Club van 1882 wordt de rol van Driek Pakaon vervuld door de familie Stolzenbach. De functie wordt al vanaf 1882 van vader op zoon overgedragen. Inmiddels is Oeteldonk aan de vijfde generatie toe van het Stolzenbach-geslacht als Driek Pakaon.

Driek Pakaon wordt gedurende de drie carnavalsdagen door Peer van den Muggenheuvel uitgeleend aan Prins Amadeiro om deze een veilig verblijf in zijn Pronkjuweel Oeteldonk te laten hebben.

Driek Pakaon beschrijft zijn taak: "Verantwoordelijk voor het vrollie van de sjees van de Peer afhouwe en de algehele veiligheid in Oeteldonk".

De Oeteldonkse veldwachter, Driek Pakaon
Foto : (c) Peter van Gogh (www.kijkopdenbosch.nl)

Driek Pakaon, veldwachter van Oeteldonk

Bron: Leve de Prins..! Uitgegeven op 10 november 2001. Afscheid Ton Stolzenbach als Driek Pakaon, Veldwachter vaan Oeteldonk. Uitgave van het Ministerie van Protocol Stichting ‘Oeteldonksche Club van 1882’. Tekst: Rob van de Laar.

Merkwaardige functie

“Een der merkwaardigste functies welke ooit vervuld is in de achtentachtig jarige historie van de Oeteldonkse Club”, zo omschreef het Brabants Dagblad van 5 februari 1970 de rol van “Driek Pakaon”. Niet alleen de functie maar ook de geschiedenis daarvan is op z’n minst opmerkelijk. Het “spel”, dat in 1882 werd bedacht om het Bossche carnavalsfeest te “veredelen” en daardoor te behouden, betrof de “omkering” van de stad ’s-Hertogenbosch in een driedaagse plattelandsgemeente “Oeteldonk”. De stedelingen als pseudo-boeren en pseudo-boerinnen met aan het hoofd een pseudo-dorpsbestuur dat de Vastenavondprins ontving vormde en vormt nog steeds een prachtig podium om het wel, maar nog meer het wee van het plaatselijke leven van alle dag te persifleren. Bij het eerste optreden van de plattelandsgemeente Oeteldonk in 1882 blijkt er naast de dorpsbestuurders als burgervaojer, assessoren (wethouders) en geminteraod ook een plaats ingeruimd voor een “veldwachter” als parodie op de Bossche politie. In een ingezonden stuk in de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant van 22 februari 1882 beschrijft Driek Langhaute immers het eerste optreden van de “burgemeister” van Oeteldonk dat hij “als fermielje van den veldwachter” van nabij had meegemaakt. Ook in het eerste optochtprogramma dat in 1883 verschijnt wordt de “veldwachter tevens aflezer”, genoemd. De naam van de veldwachter treffen we voor het eerst aan in 1884 wanneer “Driek Pakaan, Veltwachter 1e klas” namens “Peer v.d. Muggenheuvel, burgem.” in de krant de Oeteldonkers oproept om de vlag uit te steken en de straten vrij te houden vanwege het bezoek van de “vastunavund Prins”. De naam zou volgens sommige bronnen, evenals de verzonnen namen van de andere oeteldonkse hoogwaardigheidsbekleders verwijzen naar een persoon die zich wat al te negatief over het carnavalsfeest uitgelaten zou hebben, in dit geval een der kapelaans van de Sint Jan. In wezen mag zijn aanwezigheid in het spel ook een parodie genoemd worden op het gemeentelijk politieapparaat van de stad ’s-Hertogenbosch dat enige tientallen agenten nodig had om de orde te handhaven tegenover Oeteldonk slechts één.

Dun urste Driek, 1882 – 1921

Voor de vervulling van deze functie doet men een beroep op de dan 40-jarige Frans Stolzenbach. Hij wordt gevraagd door zijn werkgever, de sigarenfabrikant Gostelie, die nauw betrokken was bij de stichting van Oeteldonk. Het kostuum dat Driek diende te dragen baseerde men, evenals bij de andere functies, op het dorpse kostuum van een veldwachter waarbij de uitstekende punten van de boord het meest opvallend zijn. Naast de functie van veldwachter werd Frans Stolzenbach ook aangesteld als pedel van de op 1 oktober 1882 opgerichte Oeteldonksche Club. In 1884 staat veldwachter “Driek Pakaan” vermeld als auteur van het Oeteldonks Volkslied en wordt hij tijdens de optocht voor het eerst ingedeeld bij de sjees van “Burgemeester Peer van den Muggenheuvel mit sen Assessor, Adriaan van den Mulder”. Twee jaar later staat zijn gewichtige optochttaak in het programma vermeld: “Driek Pakaan lopt veur de gerustigheid vaan den Burgevaojer durnost”. Een belangrijke taak die overigens in 1892 niet meer nodig blijkt waarna Driek wordt ingezet “om op te passen veur de skevielighet”. De laatste taakwijziging in 1894 is sedertdien, wellicht vanwege de immense populariteit van de opeenvolgende burgervaojers van Oeteldonk bij het vrouwvolk, niet meer veranderd:”de geminte-veldwachter Driek Pakaon lopt er neffen om er de vollie aaf te haauwen”. Als er in 1908 in de stad, naast Oeteldonk, de nieuwe carnavalsgeminte “De Polder” wordt gesticht dan wordt, analoog aan het spel van Oeteldonk, behalve een gemintebestuur, ook daar een veldwachter aangesteld. Deze “Driek Haauwvast” wordt in het ochtendprogramma vermeld:”lop ‘r neffe omdet ’t zo heurt”. In 1911 ontstaat een derde plattelandsgemeente “De Dommel” waar “Peer de Knijper” als veldwachter zijn gewichtige taak “lopt er neffen om de Deurskes er af te haauwen” uitoefende. Geen van deze gemeentes overleeft echter Oeteldonk en met hen verdwijnen ook deze functionarissen. Wel wordt het Oeteldonkse voorbeeld van standvastigheid, moed, trouw en gezag in andere, “buitenlandse” carnavalsrijken als bijvoorbeeld Krabbegat (Bergen op Zoom) en Dommelbaorzedurp (Vught) overgenomen. In Oeteldonk blijft het bij Driek Pakaon. Het was ook Frans Stolzenbach die de functie jaar in, jaar uit blijft vervullen. In 1907 viert hij zijn 25-jarig jubileum als Driek Pakaon hetgeen aan Z.K.H. Prins Amadeiro IV (Jan Bax) een kort en verheven vers ontlokt:”Waarde Driek, Wij weten het van U. Wat ook val, Driek staat pal”. In 1912, bij gelegenheid van zijn 30-jarig jubileum wordt hij door Z.K.H. Prins Amadeiro VI (A. de Jong-Verhagen) zelfs benoemd tot “ridder van de Kapitoolgans en de liefde”. In dat jaar blijkt ook de faam van Driek Pakaon buiten de staatsgrenzen van Oeteldonk wanneer Driek wordt uitgenodigd om aanwezig te zijn bij een carnavaleske gekostumeerde voetbalwedstrijd in Valkenswaard. De waardigheid van Driek is ook te Valkenswaard alom gewaardeerd want, vermelden de annalen, “alleen de veldwachter van Oeteldonk met z’n kolossale decoratie’s op de borst genoot de hooge eer op een hondenwagen naar het terrein te worden gebracht, om de orde te handhaven”. Pas in 1921 neemt Frans Stolzenbach, inmiddels 80 jaar, afscheid en kent de Raad van Elf hem een pensioen toe van elf gulden en elf cent. Lang heeft Frans niet mogen genieten van zijn ruimbedachte toelage, hij overleed ruim een maand na zijn laatste optreden als Driek op 15 maart van dat jaar. Frans werd inmiddels zo vereenzelvigd met zijn rol dat boven het artikel bij gelegenheid van zijn overlijden niet zijn eigenlijke naam maar “Driek Pakaan †” staat vermeld.

Dun twidde Driek (1912) 1921 – 1949

In 1922 moet de jongste zoon van Frans, de dan 31-jarige Toon, de functie hebben overgenomen. Zekerheid daaromtrent hebben we niet, althans, diverse bronnen, weliswaar van latere datum, melden dat Toon al in 1912 of daaromtrent was begonnen en dat zou rijmen met het 25-jarig jubileum dat hij in 1938 viert. Driek wordt in dat jaar door Z.K.H. Prins Amadeiro XVII benoemd in de “orde van den Gekruisten sabel met den Gummistok en de kapitoolgans”. Toon zet de traditie voort zoals ook zijn vader dat deed al is niet duidelijk of hij ook, net als zijn vader, nog als pedel van de Oeteldonksche Club functioneert. Een erg gemakkelijke tijd is het niet. Het carnavalsfeest wordt nog steeds door streng katholieken en RK geestelijkheid verguisd. In 1928 verbiedt men zelfs voor een achttal jaren, als gevolg van uit de hand gelopen viering van datzelfde jaar, de openbare vermakelijkheden tijdens het feest, zoals optochten en muziek op straat. Op 16 november 1949 overlijdt Toon Stolzenbach, inmiddels 68 jaar, vrij plotseling op dezelfde dag als een andere Oeteldonkse coryfee, Oud Minister-president Eduard van de Mortel. Een aan het overlijden van deze Driek gewijd artikel meldt:”Tot in de late avond van zijn leven was Driek vol levenslust. Zijn uniform was zijn liefde en vol trots droeg hij zijn vele ordetekenen……..stoer, magistraal, zelfbewust, het gezag “par excellence””.

Dun derde Driek 1950 – 1979

De inmiddels 35-jarige jongste zoon van Toon, Cor, neemt de functie van Driek Pakaon over waarmee een merkwaardige traditie van erfopvolging wordt geboren. Toch is Cor niet direct te porren voor deze “dienstbetrekking”. De aandrang van zijn moeder is ervoor nodig om hem als derde in de rij Stolzenbachs de rol van Driek Pakaon te laten vervullen hetgeen Cor overigens op voortreffelijke wijze doet. Wel maakt deze derde Driek een verandering van invulling van de functie mee. Tijdens de optocht staat hij als Driek nog steeds pal voor zijn taak om de “vrollie van de sjees van de Peer haauwe”, al gebeurt dat dan niet meer door er “neffe” te lopen maar zittend, vanaf de bok van het rijtuig. Buiten zijn van oudsher bekende taak wordt Driek gedurende het carnavalsfeest meer en meer “uitgeleend” aan de Prins. In de jaren zestig, maar vooral in de jaren zeventig, treden Peer en Prins immers steeds meer afzonderlijk met hun gevolgen op. De veiligheid van de Hoogheid dient, gedurende zijn bezoek, natuurlijk geheel verzekerd te zijn hetgeen door Peer vaan den Muggenheuvel wordt toevertrouwd aan de goede zorgen van Driek Pakaon. “Zie je de Prins, dan zie je Driek” wordt in die tijd een bekende gezegde. Ook de groeiende acceptatie van het carnavalsfeest door burgerlijke en geestelijke overheid betekent een enorm verschil. In 1979 neemt Cor op 65-jarige leeftijd officieel afscheid als Driek Pakaon. Hem wordt daarbij de hoogste onderscheiding van de Oeteldonksche Club, de Gouden Speld, uitgereikt. Vier jaar later overlijdt de man die voor generaties te boek stond als “D’n Driek”, een vereenzelving van persoon en functie die o.a. tot uiting komt wanneer Lea Smulders hem in een artikel typeert onder de kop “In Memoriam Driek Pakaon”: zijn “charmante voorkomendheid”, zijn “onverbiddelijkheid als het ging om de Hoogheid die gerespecteerd en beschermd diende te worden” alsmede “Plichtsgetrouw en bescheidenheid” zullen in de herinnering voortleven.

Dun vierde Driek, 1978 – 2001

Vier jaar voor zijn overlijden is het zijn 27-jarige zoon Ton die op 14 januari 1978 als vierde Driek Pakaon wordt geïnstalleerd. Dat gebeurt, heel officieel, op het politiebureau door burgervaojer Peer vaan den Muggenheuvel, in aanwezigheid van de Commissaris van Politie Kusters. Daarmee wordt de traditie van erfopvolging definitief gevestigd. Ton heeft dan al wat ervaring opgedaan als jeugd”Drieske” in het jeugdprotocol, een rol die hij in 1965 als 11-jarige vervult. Die benoeming stuitte zelfs nog op enig verzet in het Ministerie van Jeugdzaken. Desondanks is er in 1978 toch nog aandrang van Oeteldonkse bestuurders voor nodig om hem zover te krijgen. Voor zijn eigen opvolging zorgt Ton in datzelfde jaar, al is het resultaat pas in 1979 te aanschouwen wanneer zijn zoon Rob wordt geboren. Voor Ton zelf krijgt de invulling van zijn rol een nieuwe dimensie wanneer de van oorsprong als een “zwijgzaam” en vooral dienstbaar bedoelde functie, min of meer ook op de achtergrond, wordt verrijkt met een jaarlijkse speech bij de Prinsemarij (politiebureau), een bijeenkomst die thans in het Theater aan de Parade wordt gehouden. Net als de Prins en de Peer, in respectievelijk hun “Troonrede” en “Aonspraok”, hekelt Ton in zijn “gevreesde” toespraken het beleid en werk van zijn doelgroep, in dit geval de politie en dan met name de leiding daarvan. Behalve zijn taak als Driek vervult hij ook een zeer belangrijke interne taak als het “inwerken” van nieuwe protocollaire personen zoals Prinsen, leden van Ut Gevollug etc. Als geen ander immers kent hij het “wel en wee” van Oeteldonk en de Oetldonksche Club. Op carnavalsdinsdag 2001, direct na de begrafenis van Knillis dient Driek zijn ontslag in bij de burgervaojer van Oeteldonk, Peer vaan den Muggeheuvel. “Het is mooi geweest” laat de dan 49-jarige Ton weten. En ook hij kan dan bogen op een lange en dienstbare vervulling van een van de mooiste Oeteldonkse betrekkingen.

Dun vijfde Driek, 2001 –

Zoon rob is dan intussen al klaargestoomd voor zijn erfelijke functie. In 1990 wordt ook hij aangesteld om als 11-jarige de functie van Driekske in het jeugdprotocol te vervullen. Rob hoeft daarna minder lang te wachten dan zijn voorvaders. Op de carnavaleske leeftijd van 22-jaar wordt hij op 9 november 2001 als vijfde generatie Stolzenbach in de Prinsemarij geïnstalleerd als Driek Pakaon, een van de merkwaardigste functies welk ooit is vervuld in de lange en rijke geschiedenis van Oeteldonk. En de zesde Driek. Ach, Driek heeft intussen een vriendin.


'Vijf generaties Driek Pakaon'

door Karel de Rooij

Na een diensttijd van bijna veertig jaar kent de Oeteldonksche Club in 1921 de eerste Driek Pakaon, Josephus Fransiscus Stolzenbach, roepnaam Frans en geboren op 21 februari 1841, een pensioen van elf gulden en elf cent toe. Lang heeft hij er niet van genoten. Hij overlijdt ruim een maand later op 15 maart. Vanaf de stichting van het dorp Oeteldonk in 1882 vervult Frans de functie van dorpsveldwachter. Zijn werkgever in het dagelijks leven, sigarenfabrikant Gostelie, vraagt hem voor die functie. Zijn taak is vooral te zorgen voor de veiligheid van Peer vaan den Muggenheuvel. Hij loopt dan naast de koets, waarmee Oeteldonk’s burgervaojer zich verplaatst, om de vrollie bij de eerste burger weg te houden. In zijn laatste dienstjaren vanaf 1913 heeft de eerste Driek Pakaon waarschijnlijk de steun van zijn oudste zoon Cornelis Antonius, Toon, die in 1882 is geboren en overleden is op 15 november 1949. In 1922 volgt hij definitief zijn vader als dorpsveldwachter. In ieder geval viert hij in 1938 zijn zilveren ambtsjubileum als Driek Pakaon.

Pensioen

Dat de eerste Driek Pakaon een pensioen krijgt, duidt erop dat er sprake is van een arbeidsverhouding tussen hem en de Oeteldonksche Club. Ook de tweede Driek moet een arbeidsovereenkomst met de Oeteldonksche Club hebben gehad. Dat blijkt uit een correspondentie uit 1941 tussen Jan Gerritse, die dat jaar afscheid neemt als voorzitter van de Oeteldonksche Club en de tweede Driek. “Mèr dè ge vaan oew kaorig veldwachterssalaris ok nog wé afgegeven het as bijdraoge veur de skoon kedo die ik gekrege heb bij m’n afscheid as veurzitter vaan de Oeteldonksche Club, dé Driek, stellen mijn vrouw en ikke zelvers op zeer hooge prijs en daorveur brenge wij saome oe onzen onbeschrèvelikken daank.” Die arbeidsverhouding komt jaarlijks aan de orde in de CAO-gesprekken tussen de Oeteldonksche Club en Driek Pakaon. In de loop der jaren neemt de populariteit van Driek Pakaon steeds verder toe. Het verleidt Toon tot de uitspraak: “Iedereen kunnen ze ontslaan binnen het Oeteldonkse protocol behalve mij, want ik ben een traditie.”

Gouden Speld

Eén van de kinderen van Toon, Cornelis Josephus Maria met de roepnaam Cor, die op 22 maart 1914 is geboren, neemt in 1950 het stokje over. Op papier bekleedt hij de functie tot en met 1979. Op 10 november van dat jaar neemt hij afscheid. Bij dat afscheid onderscheidt de Oeteldonksche Club hem met de Gouden Speld, en wordt hij benoemd tot Opperveldwachter buiten dienst. Eerder al, in 1962, krijgt hij de Gouden Oetel. Het laatste jaar treedt Cor in verband met zijn gezondheid al niet meer op als dienaar van de heilige Hermandad. Zijn zoon Ton neemt de functie over. In zijn diensttijd van 29 jaar maakte Cor zes Hoogheden mee. Vooral met Amadeiro XVIII, Theo Boesman, heeft hij een speciale band. Cor overlijdt op 3 januari 1983.

Ton, geboren op 31 oktober 1952, is de vierde Driek Pakaon binnen de Stolzenbachen. Zijn installatie vindt plaats op 14 januari 1978 op het bureau van Politie. Carnaval 2001 is de laatste keer dat hij als veldwachter in Oeteldonk zijn functie uitoefent. Ton is in 1965 ook Driekske in het Oliebollenfantenrijk. Hij is dan 12 jaar.

De vijfde Driek Pakaon

De jongste Driek is de op 21 juni 1979 geboren zoon van Ton: Rob. Zijn installatie is op 9 november 2001. Ook hij bekleedt net als zijn vader die functie in het jeugdprotocol.